“En het geschiedde als zij reisden, dat Hij kwam in een vlek” (Luk. 10:38)

We hebben inmiddels kennis gemaakt met de hele familie: Simon, Martha, Maria en Lazarus. Daarmee hebben we eigenlijk ook al kennis gemaakt met de Heere Jezus. Immers, in het leven van al deze mensen had Hij een grote plaats – doordat zij een grote plaats hadden gekregen in Zijn hart. Zij hadden ervaren dat Hij werkelijk een Heiland is!

Maar laten we nu nog eens wat meer op Jezus letten. Hij heeft van Zijn ouders de gewoonte meegekregen (Lukas 2:41) om in elk geval jaarlijks de lange reis naar de tempel te maken. Die gewoonte heeft Hij Zich ook eigen gemaakt. En zo reist Hij regelmatig naar Jeruzalem; soms alleen met Zijn discipelen, soms met een grote groep volgers.

Maar als Hij dan in Jeruzalem was, waar moest Hij dan slapen, waar was plaats voor Hem en voor al die honderdduizenden andere pelgrims? In Jeruzalem kon Hij niet overnachten. Soms sliep Hij in de Hof van Gethsemané. Dan leek het er op dat er voor Hem opnieuw geen plaats was in de herberg. Maar toch! We weten niet wanneer het de eerste keer was, maar op zeker moment heeft Hij Martha en haar familie leren kennen, en zij kon het niet aanzien dat haar Meester buiten zou moeten slapen. Haar huis was groot genoeg voor Jezus en Zijn twaalf discipelen. En daar maakt de Heere Jezus nu dankbaar gebruik van.

Dat klinkt heel eenvoudig en logisch, maar wat een wonderlijke zaak is het toch. Hij is de Heere van hemel en aarde, maar Hij moet zeggen dat Hij nog geen kussen heeft om Zijn hoofd op neer te leggen (Luk. 9:58). Jawel, Hij ontvangt wel een kussen, maar dat is van een ander, Hij moet leven van wat Hem gegeven wordt. En… Hij is bereid om te ontvangen!

Dat is vaak moeilijker dan het lijkt. Ik hoor het vaak bij gemeenteleden: ‘Nee, om hulp vragen zal ik niet gauw doen, ik wil niet graag afhankelijk zijn.’ Maar de Heere Jezus werd zo nederig, dat Hij Zich niet te groot voelde om geheel afhankelijk te zijn. Iedereen zou Hem moeten danken, maar hier is Hij de dankbare. Op het laatst van het leven komt het zo ver, dat Hij zelfs een soldaat dankbaar zou moeten zijn voor het geven van een slok edik en gal (Ps. 69:22). Een zwerver heeft zo zijn eergevoel en raakt er niet snel aan gewend om te moeten bedelen; voor een rijke is het helemaal een schande (Luk. 16:3). Hoeveel te meer voor de Koning der koningen! Toch doet Hij het: Hij wilde arm worden opdat Hij ons door Zijn armoede zou rijk maken (2 Kor. 8:9).

En hoe komt Hij zo ver? Heeft de liefde van Martha en haar huisgenoten Hem overgehaald? Vast wel, aan de ene kant. Immers, we lezen: ‘Martha ontving Hem in haar huis’. Bij hen was Hij welkom. En toch… daar begint het niet. Want er staat toch eerst ‘dat Hij kwam in een vlek’. En dat is niet toevallig. De Heere Jezus wist wat Hij doet en waar Hij heen ging. Als Hij in Galilea rondging of door Samaria moest, als Hij naar Jeruzalem ging of naar Bethanië. Hij ging daarheen omdat Hij daar werk te doen had.

En zo gaat Hij nu naar Bethanië. Een onaanzienlijke plaats, die hier niet eens bij name genoemd wordt. ‘Een vlek’ heet het, een dorpje, een buurtschap. Veel stelt het niet voor, maar dat is voor de Heere Jezus geen reden om het links te laten liggen! Hier wonen mensen bij wie Hij moet zijn, zoals later bij Zacheüs (Luk. 19:5): ‘Ik moet heden in uw huis blijven’. Hier is een groot huis met (om zo te zeggen) kleine mensen. Mensen die alles al verloren hebben, door ziekte en handicaps. Het ‘onedele der wereld heeft God uitverkoren’ schrijft Paulus later. Dat zegt trouwens niets over de kwaliteiten van dat onedele maar over de genade van Hem Die verkiest. Hij had Martha en haar man en broer en zus al lang gezien voordat Hij in Bethanië kwam, en Hij wist dat Hij daar moest zijn.

We kunnen trouwens de lijn heel ver doortrekken:

Ja, nog eer ik was geboren,

eer m’ Uw Geest tot aanzijn riep,

eer Gij aard’ en hemel schiep,

heeft Uw liefde mij verkoren.

Zijn liefde is eerder en onvoorwaardelijk. Onverdiend en daardoor vaak ook onverwacht. Hij kwam in een vlek, en Hij komt in een dorp, in een kerk, in een huis. En Zijn zoekende ogen zien het verlorene, dat geneigd is te zeggen: ‘Ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen’ (Luk. 7:6). Maar dat houdt Hem niet tegen! Hij komt juist tot onwaardigen, want Hij is waardig en Hij maakt waardig.

Bij wie geraakt wordt door die liefde kan het niet missen, daar gaat het hart open en het huis (vergelijk Hand. 16:15). Daar mag Hij komen, ja daar kun je het niet meer hebben als Hij niet zou komen: ‘Kom in mijn hart, kom in mijn hart, Heer’ Jezus.’ Daar blijft ook geen kamer van het huis over waar Hij niet mag zijn. ‘Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.’ Herkenbaar?

M. van Reenen V.D.m.