Maar ook nu weet ik, dat alles wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.
(Johannes 11:22)
Ondanks de radeloosheid en raadsels in het hart van Martha blijft het geloof levend. Wat zij hier uitspreekt is immers een belijdenis vol geloof. Ze weet Wie Jezus is, ze weet hoe God is. Daarom mag ze geloven dat God Hem altijd hoort, en dat er uitkomsten zijn, ook nu. Nee, hoe die uitkomsten zullen zijn, daar heeft ze geen idee van. Eigenlijk ziet ze het totaal niet. De toekomst is donker; maar toch ziet ze, als door een kier, licht. Ook nu zal God luisteren naar Jezus. Maar… zou Jezus nog wel echt willen helpen, als Hij zo lang weggebleven is? De Vader zal wel naar Zijn Zoon luisteren, maar zal de Zoon nog wel naar haar willen luisteren…?
Dus Martha heeft hier wel zekerheid over God, maar geen zekerheid voor haarzelf. Zo is het vaker bij Gods kinderen: ze durven het voor zichzelf nauwelijks te denken, maar kunnen toch van de Heere geen kwaad horen. Ze kunnen haast niet geloven dat hún zonden vergeven zijn, maar hebben zulke grote gedachten van de gewilligheid van Christus om te vergeven! En dat laatste is toch doorslaggevend: ‘Wat dunkt u van de Christus?’
Maar we laten nu Martha even voor wie zij is. We richten ons op haar woorden, die waar zijn. De Heere Jezus bevestigt dat immers even later: ‘Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort’ (vers 42). Daar zegt Christus dus, dat de Vader Zijn gebeden altijd verhoort. Dat kan ook niet anders, want de Vader en de Zoon zijn één. Christus zal nooit iets bidden tegen de wil van de Vader in; de Vader zal nooit een begeerte van de Zoon afkeuren. Zij zijn ten volle ‘één van hart en één van zin’.
De Heere Jezus wist dat Zijn Vader altijd naar Zijn gebeden luistert. Dan mogen wij dat ook weten! Dat geeft ons grote vrijmoedigheid en verwachting. De verhoring van onze gebeden ligt vast in de gebeden van Christus. Zoals later de apostel schrijft: ‘Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen is doorgegaan, laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade!’ Naderen tot de troon van de Vader, met het oog op de Zoon.
Daartoe wekt de Heere Jezus ons ook op: ‘Al wat gij de Vader bidden zult in Mijn Naam, dat zal Hij u geven’ (Joh. 16:23).
Dus de verhoring van die gebeden ligt even vast als de verhoring van Zijn gebed! Waarom is dat? Let op die woorden ‘in Mijn Naam’. Oftewel: ‘namens Mij’. Dus je legt je gebeden neer voor Gods genadetroon met als het ware daarbij gezegd: ‘Dit bid ik U namens Uw Zoon; dit vraag ik van U omdat het in Zijn belang is.’ En dan mag je zéker weten dat je gebed verhoord wordt – omdat de Vader de wens van Zijn Zoon altijd aanvaardt!
Dat betekent niet dat je bij alles wat je bidt er op mag rekenen dat het verhoord wordt. Het is belangrijk om het verschil te zien tussen het bidden ‘in Jezus’ Naam’ en ‘om Jezus’ wil’.
Wat betekent ‘om Jezus’ wil’? Het betekent niet: ‘omdat Jezus het wil’, maar het betekent: omwille van Jezus’. Je belijdt daarmee dat je het zelf niet verdiend hebt. Als je gebed verhoord wordt, dan kan dat alleen maar omdat Jezus het verdiend heeft. De verdienste van Christus geeft ons vrijmoedigheid om álle begeerten aan God voor te leggen. En andersom: als Christus niet voor de zonde gestorven was, dan konden we niets aan God voorleggen, dan moest Hij ons geheel afwijzen…!
We mogen met het oog op de verdienste van Christus alles aan God vragen, maar niet alles zal Hij geven: ‘Niet mijn wil maar Uw wil geschiede’. Zo heeft Paulus het ook gemerkt. Hij heeft gebeden of God de doorn uit zijn vlees wilde weghalen, maar dat heeft God niet willen doen. Anderen hebben gebeden om genezing, om een huwelijk, om bescherming in oorlogstijd – maar dat hebben ze niet ontvangen. God zou het (om Christus’ wil) wel hebben kunnen geven, maar Hij had redenen om het niet te doen.
Zo is het echter niet als wij bidden ‘in Jezus’ Naam’. Als er iets is waarvan je zo heel zeker weet dat het Zijn zaak is, dan mag je daar met volle verzekering om bidden. Zo schrijft Johannes het later ook: ‘dat, zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort’.
Hoe kun je dat nu ooit weten? Dat vraagt om een biddend, om een nabij leven. Een leven dicht bij de Heere Jezus, een leven dicht bij het Woord. Dan mag je ontdekken welke beloften van God vast en zeker gelden. Wat blijkt er dan veel te zijn wat God met absolute zekerheid belooft aan ieder die in Christus tot Hem komt! Dan mag je soms ook in een bepaalde zaak zekerheid ontvangen, omdat je weet dat de Heere daarin geroepen heeft en je oprecht mag zeggen dat het om Hem gaat.
Wat een vrijmoedigheid geeft dit in het bidden: ‘Vader, dit is wat Uw Zoon wil, en ik weet dat U Hem altijd hoort. Hoor zo ook mij, al ben ik slechts een arme zondaar.’
M. van Reenen V.d.m.