“Doch Maria bewaarde deze woorden alle te samen, overleggende die in haar hart”
Lukas 2:19

De herders hebben bij de kribbe geen stommetje gespeeld. Toen ze het teken hadden waargenomen dat hen door de engel was gegeven- dat was het liggen in de kribbe!- wisten zij het zeker dat zij het juiste Kind gevonden hadden. Het engelenwoord was door een teken bevestigd en dan is er geen twijfel meer mogelijk.

Zij hebben toen overal en grondig verhaal gedaan van hetgeen zij in de velden van Efratha over Hem hadden gehoord. Ieder die daar in de buurt was mocht het weten: u is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere in de stad Davids. Het woord van de engel ging dus via mensenmonden verder. Zo is het tot op de huidige dag. Zij, die zich in Bethlehem bevonden hebben geen engel gezien. Zij hebben het evangelie uit herdersmonden moeten horen. En dat moet je vooral niet te min vinden. Zo werkt de Heere. Geen stemmen uit de hemel, daar moet je niet op zitten wachten. Je moet acht slaan op het gepredikte woord door mensen, die de schat in aarden vaten dragen. Door de dwaasheid der prediking maakt God zalig die geloven.

Bij velen werkte dat verwondering. Dat is uiteraard wel goed. Laat het daar vooral maar mee beginnen. Als u met Kerst met verveelde oren zit te luisteren en de bekende klanken zonder belangstelling over u laat heengaan, dan zult u weinig aan het Kerstfeest over houden. Komt, verwondert u hier mensen, ziet hoe dat u God bemint! Echter, als Lukas over verwonderen spreekt- en dat doet hij in het evangelie dat hij schreef nogal eens- dan heeft het vaak de betekenis van: zich verwonderd iets afvragen. Op zich is dat dus goed, maar het is toch niet genoeg. De aandacht is wel gewekt, maar dat is nog geen geloof van het hart. Als dat er maar op volgen mag, dan is het genoeg. Je kunt dan achteraf dankbaar zijn voor de verwondering waarmee het begon. Of er onder de “allen” die in de buurt van de kribbe waren en het relaas van de herders gehoord hebben, zijn geweest bij wie de verwondering geloofsverwondering is geworden, dat weten wij niet. Natuurlijk hopen wij dat van harte en er is geen reden om aan te nemen dat het bij niemand het geval was.

Wel maakt Lukas een tegenstelling: doch Maria. Bij haar ging het in elk geval verder dan bij de rest. Zij bewaarde deze woorden alle te samen. Een zelfde uitspraak komen wij in het boek Genesis tegen vanuit het leven van Jakob. Als Jozef zijn dromen vertelt over de schoven, die zich voor hem buigen zullen en de zon, maan en sterren die hetzelfde zullen doen, dan bestraft zijn vader hem weliswaar, maar toch bewaarde Jakob de woorden van Jozef in zijn hart. En vele jaren later heeft hij er de uitkomst van gezien. De dromen waren geen bedrog. Jakob en zijn zonen bogen zich allen voor de onderkoning van Egypte.

Gods woorden moeten bijeen bewaard worden en dat moet zijn in het hart. Verwondering ebt soms weer weg. Hoe vaak gebeurt het niet dat zij even snel is vergeten als dat zij is opgekomen. Waar het Woord in het hart wordt bewaard, daar wordt het bewaard zoals juwelen. Kostbare dingen moeten goed bewaard blijven. Je legt ze niet open en bloot zichtbaar in de vensterbank. Je doet ze bij elkaar op een geheime plek, waar mensen met verkeerde bedoelingen niet licht bij kunnen komen. Maak van je hart een schatkamer. Daar kan niemand bij. Laat de dieven maar komen. Niemand kan wegnemen wat God in mijn hart heeft gelegd. Alleen God kan erbij. Anders niemand!

Maria deed dat ook nog eens met beleid. Zij kiepte de juwelen niet zomaar in een kist, zodat alles door elkaar heen lag en er geen enkel overzicht meer was. Nee, zij legde die juwelen bijeen die bij elkaar hoorden en zij sorteerde ze op soort. Er staat namelijk dat zij ze overlegde in haar hart. Zij vergeleek hetgeen zij van de herders hoorde met wat zij zelf eerder van Gabriel en van Elizabeth gehoord had. Zij bracht het ene wat zij gehoord had in verband met het andere. Stellig betrok zij ook daarbij hetgeen zij wist vanuit het oude profetische Woord. Al vergelijkend en overwegend wist zij de woorden bij elkaar te brengen en tot een geheel te smeden. Het ene viel met het andere samen en zo viel het op zijn plaats. Zulk werk moet je in de schatkamer doen en dus in je hart. Om het dan vervolgens daar op te bergen.

Zult ook u/jij zo in de kerk zitten op de vierde adventszondag, op Eerste en Tweede Kerstdag, op de zondag daarna, op dankdag, oud en nieuw en op de zondagen van het nieuwe jaar? Wat zit er eigenlijk in dat hart van je? Laat toch door Woord en Geest de vuile troep eruit gooien. In een schatkamer behoren juwelen bewaard te worden, geen vuilnis. Laat het bij verwondering beginnen, maar dan moet ook volgen wat Maria deed. Breng het samen en berg het op. In het hart!

Ds. J.L. Schreuders