“En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! Toen raakte Hij hun ogen aan zeggende: U geschiede naar uw geloof”.
(Mattheüs 9:28 en 29)

Ook dit teken is geschied in Kapernaum. Daar had Jezus tijdelijk Zijn intrek genomen in een huis, misschien wel in het huis van Petrus. Onderweg daarheen waren twee blinden Hem gaan volgen. Wij lezen over hen in de andere evangeliën niet, maar de kort tevoren (het staat in hetzelfde hoofdstuk!) geroepen tollenaar Mattheus heeft het opgemerkt. Zij riepen al terwijl Jezus door het dorp ging: Zone Davids, ontferm U onzer. Het is een krachtige belijdenis, die nog niet eerder iemand had afgelegd. Wel had de duivel Hem al eerder als de Zone Gods erkend. Maar die merkte Zijn kracht op waar hij niet tegenop gewassen was. Nu komt de belijdenis van de kant van twee mensen, die Jezus nodig hebben gekregen. Zij zeggen dat Hij de beloofde Messias is. De gezalfde Koning, Die duizend jaar geleden al aan David was toegezegd. Vlees en bloed kan hen dat niet hebben geopenbaard. Dit moeten zij van de Vader, Die in de hemelen is geopenbaard, hebben geleerd. Nee, zij zijn zo blind niet, deze blinden. Zij zien meer dan vele anderen. Hun zielenogen zijn al geopend eer die van hun hoofd geopend zijn. Zij roepen om ontferming. In de grondtekst staat dat vooraan. De woordvolgorde is daar: Ontferm U onzer, Zone Davids. Zij hebben barmhartigheid nodig. Kyrieleis.

Ziet u zichzelf ook al over de Pyramideweg gaan, als Jezus door dit Schoonoord aan het IJsselmeer zou gaan? Alleen of met zijn tweeën, roepende en zeggende! Of zou u zich daarvoor schamen? Ik zeg u: als dat zo is, dan is er geen nood. Waar echte nood is en de vaste overtuiging dat Hij de Zoon van David is, Die gekomen is en onze nood de baas kan, daar schaamt men zich niet. Hoelang de weg nog geweest is die zij af te leggen hadden, dat weten wij niet. Maar zij zijn Hem gevolgd. Zo dichtbij als maar enigszins mogelijk was. Hoort u ze roepen? Zoon van David, ontferm u over ons.

En dan is Jezus bij Zijn huis aangekomen en gaat daar binnen. En nee, zij blijven niet buiten staan. Als het om Hem te doen is, dan houd je geen halt. Wij zien dat Jezus hen pas nu aanspreekt. Onderweg heeft Hij dat blijkbaar niet gedaan. Hij laat ons wel eens vaker een poos roepen. Dat is om op de proef te stellen en om te zien of het roepen meer is dan een verdwaalde schreeuw, die spoedig over gaat. Waar je al te gauw weer zwijgen kunt, geldt hetzelfde als wat we daarnet zeiden: er is geen nood. Inmiddels heeft iedereen die erbij was, kunnen zien dat het bij deze twee mannen serieus was. Dat is ook een les voor ons. Je stopt toch niet al te snel? Niet eerder ophouden dan totdat je bij Hem bent gekomen. Zij kwamen tot Hem, zo staat er. Zij zijn Hem tot in huis gevolgd.

Merkwaardig is dat zij dan niets meer aan Jezus hoeven te vragen. De roep om ontferming had luidkeels geklonken en dat was genoeg. Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Jezus weet wat “dat“ is. Zij weten het ook. Hij vraagt hen slechts naar het geloof. En ook die vraag is haast niet meer nodig. Waar oprecht geloof is, wordt alles zo eenvoudig. Hun roepen om ontferming zei genoeg. De titel, die zij Hem gaven niet minder. Het antwoord dat zij geven is dan ook heel ongecompliceerd en heel ter zake: Ja, Heere!

En dan geschiedt het wonderteken. Hij raakt hun ogen aan. Dat deed Jezus vaak. In die aanraking zit iets van het overnemen. Hij neemt het op Zich. Zo ging het ook bij de bloedvloeiende vrouw en bij het dochtertje van Jaïrus. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen. Hij heeft alle zonde en ellende naar Zich toegetrokken. Daarvoor is Hij naar deze aarde gekomen. Ook dit wonder is een stukje prediking. Dat zijn alle wondertekenen geweest, die Jezus deed. Hij maakt ermee duidelijk wat Hij nog altijd doen kan. Blinden geeft Hij het gezicht. Dat was bij deze blinden al gebeurd eer zij met Hem in huis waren. Maar door hun ogen aan te raken laat Hij het aan ons allen zien: Hij kan dat, nog steeds. Al ben je zo blind als een mol. ’t Is de HEERE, Wiens mededogen, blinden schenkt het liefelijk licht. Maar nu geen blinden meer. Dit weet ik, dat ik blind was en nu zie. En eens komt de dag dat niemand meer blind zal zijn: lichamelijk noch geestelijk. U geschiede naar uw geloof. Dat betekent niet omdat je geloofd hebt, maar zoals je geloofd hebt. Er is dus alle reden om Hem in geloof na te volgen, totdat je door Hem geholpen bent. Dus roepen maar en komen maar!

Ds. J.L. Schreuders