“Een iegelijk die leeft en in Mij gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid.” (Johannes 11:26)

Nog een keer een uitstapje in het leven van het gezin in Bethanië, in verband met Pasen.

Na de kruisdood van de Heere Jezus zaten de discipelen met groot verdriet bij elkaar. Hun Meester was gestorven, nu was alles voorbij. Hun vreugde op aarde, hun verwachting voor eeuwig. De dood had immers gewonnen, en wie kan het dan nog van de dood winnen?

Maar wisten zij dan niet meer, dat de Heere Jezus gezegd had dat Hij zou opstaan? Wisten zij dan niet, dat Hij de dood in gegaan was juist om hen van de dood te verlossen? Blijkbaar niet. En vindt u dat vreemd? Gelooft u ieder woord van de Heere? Gelooft u werkelijk alles van Hem wat dwars tegen uw gevoel en verstand in gaat?

In het leven van Martha en Maria lag ook alles overhoop. Hun broer Lazarus was gestorven en de Heere Jezus was niet gekomen. Hij had vroeger wél Zijn grote macht en liefde laten merken; immers, Simon was van zijn melaatsheid genezen. Maar nu was dat niet gebeurd. De dood was gekomen en nu was alles voorbij.

O ja, nog steeds hadden ze wel vertrouwen in de Heere Jezus: ‘Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven’ (vers 21, 32). Ze schreven Hem niet af maar kunnen toch ook niet overzien welke hoop er nu nog is.

Jawel, Martha zag nog wel een kleine opening: ‘Maar ook nu weet ik, dat alles wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.’ Maar geloven dat Lazarus weer opstaan zal? Als Jezus wil dat het graf geopend wordt, dan is zij degene die bezwaar maakt (vers 39). Dat Lazarus weer opstaan zal, dat leek haar onmogelijk.

Vindt u dat vreemd? Nee toch? Wie wel eens bij een sterfbed gestaan heeft, weet hoe onherroepelijk de dood is. De dood sluipt naderbij, het lichaam verandert, ademhaling wordt zwakker, dan stopt het hart – en de geliefde is er niet meer. Het leven is er uit en komt er nooit meer in. O, kon het maar anders! Nog één keer een gesprek met je man, nog één keer laten zien aan je moeder hoe het nu met je kinderen gaat, nog één keer vertellen dat het je spijt van toen…

Maar het kan niet meer, en eenmaal zal dat ook voor ons gelden: ‘Wie leeft er die de slaap des doods niet eens zal slapen?’

Maar dan is daar dat woord van de Heere Jezus tegen Martha: ‘Een iegelijk die leeft en in Mij gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid.’ Gelooft u dat? Gelooft u echt, dat de dood het nooit zal winnen bij ieder die gelooft in Christus?

Natuurlijk geloven we dat, want dat hebben we van jongs af aan geleerd en dat horen we iedere zondagmiddag: ‘Ik geloof de wederopstanding des vleses en een eeuwig leven’. Maar is dit nu een vaste zekerheid in ons hart? Dan kunnen we dat zien in ons leven. Dan bereiden we ons daarop voor. Dan hoeven we ons niet al te druk te maken over wat dit leven biedt. Dan stellen we niet ons vertrouwen op geld of gezondheid. Dan zijn we voortdurend onderweg, reizend als vreemdeling, uitziende naar dat eeuwige leven in de nabijheid van de levende God.

Maar nu leven zo velen – ook oprechte christenen – alsof toch dit leven alles is en met de dood alles voorbij. Of in elk geval: dat we van dit leven zeker zijn, en wat er komt nog maar moeten afwachten. ‘Je weet wat je hebt maar je weet niet wat je krijgt’…

Hoor dan het woord van de Heere: ‘Wie in Mij gelooft, zal niet sterven’! Ja maar… ook gelovigen moeten toch sterven, daar ontkomt toch niemand aan? Toch zegt de Heere dit: als je sterft, sterf je niet. Tenminste, als je in Hem gelooft.

Zó sterven is geen echt sterven, maar ‘een doorgang naar het eeuwige leven’. ‘Niets zal mij kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus’, zelfs de dood niet (Rom. 8). Dat is onmogelijk voor het natuurlijke oog. Het is toch niet vreemd, dat de wereld zegt ‘dood is dood’? En wij zijn daar ook mee behept: alleen geloven wat je zien en bewijzen kunt.

Daarom is de opwekking van Lazarus zo’n wonder. Nadat de Heere Jezus dit gesprek met Martha gehad heeft, gaat Hij naar het graf. Dat moet worden geopend; daarna roept Hij Lazarus naar buiten. En hoewel zijn lichaam al begon te ontbinden, staat hij toch op. Jezus’ stem is ster­ker dan de banden van de dood (Joh. 5:29).

Diezelfde kracht van Jezus is het, waardoor Hij aan het kruis de dood overwint en waardoor Hij de dood in Zijn eigen graf achterlaat. ‘Ik ben de Opstanding en het Leven!’ De opstanding van Lazarus is het eerste bewijs, Zijn eigen opstanding is het volle bewijs: de dood is overwonnen.

En daar ligt de zekerheid voor als je in Hem gelooft. Alleen dan. Buiten Jezus zal de dood het van je winnen. Dan wacht de eeuwige dood… Maar als u zich aan Hem toevertrouwt zult u leven, eeuwig.

M. van Reenen V.D.m.