3 november 2019

2 Samuël 16:1-4

Predikant:

1. Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, zie, toen ontmoette hem Ziba, Mefibóseths jongen, met een paar gezadelde ezels, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen en honderd stukken zomervruchten en een lederen zak wijn.
2. En de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn voor het huis des konings om op te rijden, en het brood en de zomervruchten om te eten voor de jongens, en de wijn opdat de moeden in de woestijn drinken.
3. Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israëls mijns vaders koninkrijk wedergeven.
4. Zo zeide de koning tot Ziba: Zie, het zal uwe zijn, alles wat Mefibóseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij neder, laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer koning.