Vraag 111
Maar wat gebiedt u God in dit gebod?
Antwoord 111
Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, bevordere; met hem alzo handele, als ik wilde, dat men met mij handelde; daarenboven ook, dat ik trouwelijk arbeide, opdat ik den nooddruftige helpen moge.