“… hetwelk van haar niet zal weggenomen worden.”
(Luk. 10:42)

Wij kiezen niet zomaar voor het goede. Maar het is wel nodig, en door genade mag je het ook leren. Om ons zover te brengen houdt de Heere ons voor hoe rijk dat is. Zo ook hier, in Zijn woord tot Maria. Martha had het haar erg kwalijk genomen dat ze maar zo ging zitten in plaats van eerst te werken. Maar de Heere Jezus nam het voor haar op: zij had het goede, het beste deel uitgekozen. En waarom het beste deel? Wel, dit zal niet van haar worden weggenomen.

Het werk dat Martha doet wél. Natuurlijk is het nuttig werk: het huis wordt netjes, de magen worden gevuld, voor de nacht heeft iedereen een slaapplek. Maar hoe nuttig dat ook is, het is allemaal tijdelijk. Morgen hebben de gasten weer een lege maag, morgenavond zijn ze weer vermoeid, over een paar dagen is het huis weer vuil.

En zo geldt het voor zo veel dingen waar wij ons (vaak) het meest druk om maken: het is maar voor even. Soms voor een heel leven – maar dan nog: wat is eigenlijk tachtig jaar? ‘De dingen die men ziet zijn tijdelijk’.

Daar zet Paulus wel iets tegenover: ‘de dingen die men niet ziet zijn eeuwig’. We moeten niet vergeten, dat dit ook geldt voor de duivel en de hel: die zijn ook eeuwig… Maar vooral wil Paulus ons wijzen op de dingen van God en Zijn Koninkrijk, daar is ‘het goed dat nimmermeer vergaat’. Zoals de Heere Jezus het ook tegen de Samaritaanse vrouw zei: ‘Het water dat Ik hem zal geven zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven’ (Joh. 4:14).

Wat een zegen dat er een blijvend goed is! Wij zijn allemaal zo kwetsbaar, het leven is kort, de vreugden zijn vergankelijk, de nood is groot, de dood is aangrijpend. Steeds weer worden we er mee geconfronteerd. Maar dan richt de Heere onze aandacht op Hem en op Zijn zaligheid. ‘Zoek toch de dingen die boven zijn!’ Daarvoor geeft Hij ons het Heilig Avondmaal. Tussen al onze aardse maaltijden hier de hemelse maaltijd, die voedt en laaft voor de eeuwigheid.

Daarvoor moest de Heere Jezus eerst naar deze aarde komen. Hij heeft Zijn hemelse heerlijkheid afgelegd, Hij heeft Zijn leven afgelegd, Hij heeft Zijn vreugde afgelegd. Hij liet alles tot een einde komen, opdat Hij ons kon zegenen zonder einde.

Dát moet u zoeken, dat heeft waarde. Doet u dat ook? Of bent u nog te druk met de tijdelijke dingen? Van het ene tijdelijke naar het andere. Als iemand die op een rivier vol ijsschotsen voortgaat. Van de ene schots naar de andere – totdat de rivier uitmondt in de zee. Wat moet hij doen? Eén ding: weg van het ijs, naar de oever! Die Oever is er, de Vaste Rots van ons behoud, Die niet wankelt of bezwijkt, en Die een zaligheid bereid heeft zonder einde. ‘Die, na kortstondig ongeneugt’ mij eindeloos verheugt’.

Mij eindeloos verheugt – dat is wat Maria mocht zeggen. Immers, de Heere Jezus zegt niet alleen dat het goede Deel nooit wordt weggenomen, maar ook dat het van háár niet meer wordt weggenomen. Maria mag er in delen, voor eeuwig.

Denk nog even aan die rivier. Het zou wat zijn, als je aan de oever terecht komt, maar kort na aankomst alsnog de rivier wordt opgejaagd. Nee, wie daar aankomt mag daar blijven. De Heere Jezus zegt immers: ‘Al wie tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen’. Geenszins, werkelijk nooit meer. Waarom niet? Omdat Hij volkomen getrouw is. Eens gegeven blijft gegeven. Hij geeft het niet om het vervolgens weer terug te nemen. Hij geeft het ook niet om daarna te kijken of wij het vast kunnen houden. Hij geeft Zijn genade vergezeld van de belofte dat deze bron altijd blijft stromen. Hij grijpt onze hand, met de belofte dat Hij nooit meer los zal laten. Hij laat nu delen in Zijn vrede, met de verzekering dat deze een voorsmaak is van de eeuwige vrede.

Zou je het dan niet door slordigheid kunnen verliezen, in ongeloof kunnen kwijtraken? O jawel, wel duizendmaal. Daarom is het Heilig Avondmaal ook zo dringend nodig. We moeten weten dat het vast ligt in Hem en niet in ons. ‘De HEER’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij volenden.’

Maar zegt de Heere Jezus dan niet, dat het Maria’s eigen keuze is? Jawel. En zo geldt het ook voor iedere waardige avondmaalganger: die heeft een onberouwelijke keuze gemaakt. Niemand komt tegen zijn zin aan het Avondmaal. Maar die keuze van de ziel is niet de oorzaak van de zaligheid. En die is ook niet de grond van de vastigheid. De ware gelovige keuze betekent immers juist dat je het leven buiten jezelf in Christus zoekt. Zoals die peuter die nauwelijks kan lopen en samen met zijn vader over een smalle brug loopt. ‘Jongen, houd mij maar vast!’ zegt de vader. En dat doet hij: hij klemt zijn knuistje om vaders pink. Maar houdt hij het? Ach welnee, het is vaders hand die hem bewaart, en die alleen.

M. van Reenen V.D.m.