“En die terugkeren van achter de HEERE; en die de HEERE niet zoeken en vragen naar Hem niet.”
Zefanja 1:6


Ook deze keer staan we in de kerkbladmeditatie stil bij een gedeelte waar we de laatste zondagen mee bezig zijn geweest. Het is het krachtige getuigenis van de profeet Zefanja. Wij noemen hem een kleine profeet. Maar let wel, dat is niet omdat zijn prediking maar zozo is geweest. Hij wordt slechts klein genoemd omdat het boekje van zijn profetieën maar enkele hoofdstukken bevat. Wat erin staat is echter van een hoge statuur. Een groot profeet!

Hij profeteerde aan het begin van de regering van Josia, toen deze de God van zijn vader David nog niet zocht. Dat waren de eerste acht jaren van zijn regering, toen hij nog onder de voogdij van anderen stond. De prediking van Zefanja is dan ook vlijmscherp. In heftige bewoordingen kondigt Zefanja het oordeel van God aan. God gaat mens (de goddelozen) en beest wegrapen. Hij richt Zich tegen de stam van Juda en in het bijzonder de hoofdstad Jeruzalem. Hij richt Zich tegen afgodspriesters en degenen, die op de daken zon, maan en sterren aanbidden. Ook degenen, die van het heilig eed zweren een soort half-om-half gehakt maken: zij zweren bij de HEERE en bij een buitenlandse god tegelijkertijd. En dan verder iedereen, die het laat afweten in de ware dienst van God. Daarover gaat het in de tekst, die boven deze meditatie staat.

Wilt gijlieden ook niet weggaan, zo vroeg de Heere Jezus ooit aan Zijn discipelen. Dat gebeurde op een moment dat velen Hem verlieten. Zij vonden het veel te kras dat Jezus had gezegd dat je geen leven in jezelf hebt als je Zijn vlees en bloed niet eet. Zij ergerden zich aan zulke woorden en hielden het voor gezien. Een tijd lang hadden ze Jezus gevolgd. Maar nu kwam de aap uit de mouw. Zij hadden Hem nooit hun hart gegeven en zij waren slechts met bijbedoelingen achter Hem aan gekomen. Dat houdt geen stand. Jezus zegt tegen Zijn discipelen: Wilt gijlieden ook niet weggaan? Dat was niet een uitnodiging of aansporing om ook maar te vertrekken. Juist niet. Het betekent: nee toch, jullie gaan toch ook niet heen?

In Zefanja’s dagen waren er blijkbaar ook mensen, die schijnbaar achter de HEERE aan gingen, maar op een gegeven moment smeerden zij ‘m een zijpad in en weg waren ze. Dan blijkt dat ze de Heere nooit echt hebben liefgehad. Anders kun je namelijk niet bij Hem vandaan. Ik vrees dat zulke mensen er ook in onze dagen zijn. Veel zelfs op het kerkelijk erf. Mensen, die altijd trouw in de kerk hebben gezeten. Opeens, je ziet ze niet meer. En ook hun levensstijl is ineens anders geworden. Je kent ze als het ware niet meer terug. Je kunt het tijdchristenen noemen. In elk geval lijkt het er sterk op dat er nooit een hartelijke betrekking op Christus is geweest. Zij liepen als de dwaze maagden slechts mee in de bruiloftsstoet. Je ziet het in onze tijd voor je ogen gebeuren. Ook op Urk en in de Moria. Natuurlijk worden er altijd zogenaamde redenen opgegeven waaraan het ligt. De gemeente, de kerkenraad, de dominee, je ouders of juist je kinderen. Maar de ware oorzaak wordt verzwegen. Die ligt daarin dat er geen hartelijke verbinding is met God en Zijn Woord. Zo glippen ze weg, een zijstraat in. Zij schenen te volgen, maar schijn is nog geen zijn. Wij moeten voor onszelf maar met geen schijn tevreden zijn. Het gaat om waarheid in ons binnenste. Dat is blijvend, dat alleen.

Zefanja moet het oordeel aankondigen over allen in Juda en Jeruzalem die van achter de HEERE afwijken. Hij zegt van ze, dat zij de HEERE niet zoeken en naar Hem niet vragen. Dat is een rake typering. De ware volgeling zal Hem zoeken en raadplegen. Hij heeft de HEERE nodig en daarom zoekt hij Hem in Zijn Woord en in het gebed. Hij raadpleegt de Schriften om van Hem onderwezen te worden en hij vraagt ook God om hem de weg te wijzen. Dat zijn de kenmerken van de echte discipel. Zefanja zag er velen bij wie dat ontbrak. Hij zegt ze het oordeel aan net zoals hij dat met de goddelozen doet en met de Baälpriesters.

Beste lezers, Petrus kon niet weg toen de Heere Jezus hem vroeg: jullie gaan toch ook niet heen? Hij mocht de woorden spreken: Waar zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven! Hij zocht Jezus met zijn hele hart en vroeg naar Hem. Doen wij dat ook, dan kun je bij Hem niet vandaan. Je kleeft dan de Heere aan. Wie dat niet doet, moet met zijn schijngodsdienst maar niet tevreden zijn. Wie kan met schijngodsdienst tevreden zijn als het in oprechtheid moet en kan? Ga de HEERE eens waarachtig zoeken en raadplegen en belijd eens al je schone schijn. En u die al een zijstraat bent ingeglipt, omdat Hij toch al niet zoveel voor je betekende, keer toch terug! En dat niet om uw schijn te vervolgen, maar om Hem in oprechtheid te dienen. Hem zoeken en naar Hem vragen. Dicht achter Hem aan. Dan strekt hij Zijn hand niet tegen u uit (vers 4) maar naar u uit. Hij keert zich om en zegt: Je wilt toch niet weg? En je antwoordt: nee HEERE, nooit, alstublieft niet!

Ds. J.L. Schreuders