De God nu des vredes, Die de grote Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u hetgeen voor Hem welbehagelijk is door Jezus Christus, Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
(Hebreën 13: 20 en 21)

De apostel is aan het einde van zijn brief gekomen. Tijd voor een zegenwens. Hij wijst daarin van zichzelf af naar God. Dat is maar het beste ook want wij kunnen elkaar geen zegen geven. De God des vredes geeft datgene dat wij alleen kunnen toewensen. Dat is om te beginnen vrede met God. Die vrede wordt ons in het Evangelie verkondigd en daarin ook metterdaad medegedeeld. Wij ontvangen die namelijk door het gehoor van de vredeboodschap en door de inwerking van Gods Geest. Het staat alleen dan goed met ons als wij die vrede met God hebben leren kennen. Hebt u vrede met de God des vredes en van de God des vredes?

Dan is Christus zeker voor u geen onbekende meer. De God des vredes heeft namelijk Hem uit de doden wedergebracht. Daarin ligt de vrede verankerd. Hij wordt hier genoemd de grote Herder der schapen. Dus wordt Hij duidelijk onderscheiden van alle andere herders. Hij is de Herder die met Zijn bloed het eeuwige testament heeft bevestigd. Door de opstanding uit de doden is dat testament van Godswege rechtsgeldig en onherroepelijk geworden. Alle schapen die Hem toebehoren hebben nu aandeel in dit testament, dat nooit meer vervallen kan. Al die schapen horen en herkennen Zijn stem. Daaraan kunt u weten of ook u/jij in dat eeuwige testament staat. Dan kan het niet meer stuk!

Nu zegt de apostel dat God, Die dat in Christus tot stand heeft gebracht, hen ook volmaken zal. Ja, er is bij al Zijn schapen nog genoeg wat ontbreekt. Het testament ligt er door Zijn bloed en opstanding volmaakt bij. Daar hoeft niets meer aan toe te worden gedaan. Maar de uitwerking ervan bij de schapen is nog lang niet af. Alleen hij die volmaakt is, hoeft niet meer volmaakt te worden. Daar horen wij dus niet bij. Vandaar de bede dat de God, Die door Jezus Christus vrede gaf nu ook Zijn werk voleinden zal. Hij kan en wil u toerusten in alle goed werk. Het zal namelijk uit de handel en wandel moeten blijken of wij waarlijk eigendom van die grote Herder der schapen zijn en werkelijk met God verzoend. Het komt niet aan op verhaaltjes en praatjes maar het gaat om de praktijk der godzaligheid. Daaruit zal blijken of wij een ware christen zijn of niet. Daarom staat er ook dat het gaat om gehoorzaamheid. Het is een kwestie van Zijn wil doen. Niet meer jouw eigen wil en zin, maar de wil des Heeren en dat van harte.

Wij moeten echter niet denken dat gehoorzaamheid een soort tegenprestatie van ons is in ruil voor de ontvangen genade. Het is niet een achterafbetaling voor het verkregen aandeel in het testament. Nee, de heiligmaking is niet ons, maar Christus’ werk. De God des vredes bereidt je er toe en volbrengt dat in je. Hij leert je Zelf Zijn wil te doen. Ook dat heeft Christus door Zijn bloed voor de schapen verworven. Er staat nadrukkelijk dat de God des vredes Zelf in ons werkt datgene wat Hem welbehagelijk en dus aangenaam is.

Waar wij verzoening met God hebben gevonden, daar zal de Heere het ook voleindigen in het leven naar Zijn wil. En alle goed werk dat daardoor tevoorschijn komt, kan alleen maar Hem behagelijk zijn door Jezus Christus. Het is namelijk door ons zondige vlees nog altijd met zonde bevlekt en daarom moet het bloed van Christus er over heen gaan om het voor God heilig, welbehagelijk en onberispelijk te maken. Ook als de Heere het goede in ons werkt blijven wij zonder Christus nergens.

Altijd zijn en blijven wij op Hem aangewezen. Daarom eindigt de apostel met de lofprijzing op Hem. Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid, tot in de eeuwen der eeuwen. Dat zal waar en zeker zijn. Daar eindigen ook wij mee. Christus alleen de eer, ook van mijn ambtsbediening onder u. En van alles wat die in het leven van deze en gene onder u heeft uitgewerkt. Amen.

Ds. J.L. Schreuders