“En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonië en Achaje doorgereisd hebbende, naar Jeruzalem te reizen zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien.”
(Handelingen 19:21)

Reisplannen. Die worden zeker in de zomerperiode massaal en naar hartenlust uitgedacht en uitgevoerd. Daar is natuurlijk niets op tegen. De dichter Revius zei al: Reis vrij in plaatsen waar men schone dingen ziet, maar wacht u en vervreemdt van uwen Schepper niet. Als het maar niet onze bedoeling is om God te ontlopen, dan mogen we heengaan naar bestemmingen, die we graag eens zouden zien. Dat laten velen van ons zich dan ook geen twee keer zeggen. Er wordt wat afgereisd in onze tijd. Vooral verre reizen zijn populair.

Paulus is bezig met zijn derde zendingsreis en vertoeft drie jaren in Efeze. Het Evangelie mocht daar  grote kracht doen. Het Woord des Heeren wies met macht. Wie zou daar niet jaloers op worden?  Het Evangelie nam de overhand. De Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. Veel tovenaars kwamen en verbrandden hun boeken. Alle reden dus voor Paulus om daar te blijven, zo zouden wij zeggen.

Maar vreemd  genoeg komen juist dan de reisplannen op in Paulus’ gemoed. Het zijn plannen, die echter niet meteen worden uitgevoerd. Hij zendt wel Timotheüs en Erastus al naar Macedonië maar blijft zelf nog een tijdlang in Efeze en omstreken achter. Pas als de grote storm van Demetrius, de zilversmid, heeft gewoed, gaat Paulus heen, zijn vrienden achterna. Hij gaat ook naar Macedonië, vervolgens naar Griekenland (Korinthe) en keert vervolgens via Macedonië terug om naar Jeruzalem te reizen.

Plannen. Maar maakt Gods kind die op eigen houtje? Nee, zelfs een apostel heeft over zijn reisschema geen zeggenschap. Hij neemt voor in de Geest. Dat wil zeggen dat Paulus in alles de Geest des Heeren erin betrok. Zijn reisplannen waren dus zaak van gebed. Niets op eigen houtje. Wij lezen elders in de handelingen dat de Geest Paulus ervan weerhield ergens heen te gaan en ook dat Hij hem naar elders leidde. En dan kan het ook nog maar zo gebeuren, dat de Geest wel plannen ingeeft, maar de uitvoering  verdaagt. Niet nu al, Paulus. Nog een tijdlang moet je in Efeze blijven. Je moet er nog de verdrukking van Demetrius doorstaan. De Heilige Geest wijst tijd en plaats. Zo moet het ook bij ons zijn. Heere, ai, maak mij Uwe wegen … Je moet ook leren wachten op Gods tijd. Geduldig, zonder vragen. Zal Paulus dat altijd hebben gedaan? Ach, hij was ook maar een zondig mens. Hij moest het leren zoals u en ik.

Zo heeft Paulus ook het plan opgevat (in de Geest) om uiteindelijk naar Rome te reizen. Na Jeruzalem moest hij ook Rome zien. Reeds lange tijd leefde dat verlangen in hem. Wij weten dat uit de brief aan de Romeinen. Hij bad de Heere om gelegenheid  om door de wil van God (zo God het wil!) tot hen te reizen. Alles wat in hem was, was volvaardig (geheel bereidwillig)om ook hen die te Rome woonden het Evangelie te verkondigen. Lees maar na in Romeinen 1 en 15.

Paulus is ook in Rome gekomen. Maar – en daar heb je het weer-  wel heel anders dan hij eerst dacht. Hij kwam er via een schipbreuk op de Middellandse Zee. Hij kwam er als een gevangene, een lijder, om terecht te staan voor de keizer. Een mens weet zijn weg niet. Het is God die de wegen van zijn kinderen en knechten bestuurt. Wij kunnen wel eens wat bedenken. Maar ook als wij dat in het gebed en in de Geest doen, moeten wij niet denken dat het gaat zoals wij ons ingedacht hebben. De Heere is vrij om het anders te doen. Op weg naar en tijdens zijn gevangenschap in Jeruzalem en Caesarea is Paulus gaandeweg duidelijk geworden wat de Heere  met de reis naar Rome voor had. Hij moest ook voor de keizer gaan getuigen. Hij moest er het leven gaan laten. Dat was bij zijn bekering al gezegd: hij was een uitverkoren vat om Christus’ Naam ook voor de koningen te dragen. Het gaat van Jeruzalem naar Rome. Daar bij de keizer wordt de loop volbracht. In het hol van de leeuw.

Wij moeten altijd leren onze voornemens niet op eigen initiatief maar in de Geest te maken. En dan vervolgens niet zelf bepalen wanneer en hoe en op welke tijd ze ten uitvoer worden gelegd. Ik moet ook Rome zien. Ja, dat was een goddelijk moeten. Zo had de Heere het bepaald. Dat had Paulus goed door. Maar laat de rest maar aan de Heere over. Hij is er op Gods  manier en niet op die van Paulus gekomen.  Dat nu is helemaal niet erg, integendeel. Hebben wij geleerd de Heere te kennen in al onze wegen?  Of zitten we zelf nog stevig in het zadel?  Kennen wij  de genade van de zelfverloochening om tijd en wijze aan God over te laten.

Dan moet ik ook Rome zien. Vrees niet Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, alzo moet gij ook te Rome getuigen.

Ds. J.L. Schreuders