“Ik neem heden tegen u tot getuigen de hemel en de aarde; het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven opdat gij leeft, gij en uw zaad, liefhebbende de HEERE uw God, Zijn stem gehoorzaam zijnde en Hem aanhangende; opdat gij blijft in het land dat de HEERE, uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft hun te zullen geven.”
(
Deuteronomium 30:19 en 20)

Mozes is aan zijn slotoffensief bezig. Zijn dagen zijn bij God geteld. Na 120 jaar gaat hij sterven. Hij had nog met het volk het beloofde land in gekund zoals hij het ook uit Egypte had uitgeleid. Dan zou hij zowel in de uittocht als de intocht gestalte van Christus zijn geweest, Die Zijn volk uit het Egypte van de zonden verlost om ze in te brengen in het Kanaän daarboven. Het laatste is echter door Mozes zelf onmogelijk gemaakt. Hij heiligde de Naam des Heeren niet door ongelovige taal uit te slaan ten aanhore van het volk bij het slaan op de steenrots. Zodoende is niet Mozes maar Jozua gestalte geworden van de meerdere Jozua van Nazareth, Die de Zijnen inbrengt in het beloofde land, het hemelse Kanaän.

In hoofdstuk 28 heeft Mozes zeer uitvoerig de zegen en de vloek aan het volk voorgesteld. De zegen gaat voorop en dat is ook zo in de bovenstaande tekst. Waarom is dat? Ongetwijfeld omdat dit hetgeen is wat de HEERE veruit het liefst zou willen geven: leven en zegen. Maar wie in het genoemde  hoofdstuk kijkt ziet dat de zegen maar loopt tot en met vers 14. Vanaf vers 15 tot 68(!) wordt de vloek verkondigd. Niet alleen de HEERE weet het maar ook Zijn knecht Mozes, dat het volk het geheel verknoeien zal. In hoofdstuk 29 wordt dat ook duidelijk te kennen gegeven.

Nu zouden we kunnen denken: aangezien dat toch zo zijn zal, hoef je het volk ook niet meer zo krachtig te vermanen. Het is toch een verloren boel. Mozes weet dat Israël het na zijn dood zeer verderven zal (Deut. 31:29). Dan heeft preken en praten dus geen zin meer. Ja, toch wel. Ongehoorzaamheid is geen noodlot. Het is niet zo dat wij heimelijk de schuld op God kunnen schuiven omdat wij toch niet anders konden dan zondigen. Daarom houdt Mozes- alhoewel hij weet dat het volk de verkeerde kant op zal gaan – hen toch de volle verantwoordelijkheid voor: Kiest dan het leven, opdat gij leeft. Met andere woorden: aan God zal het niet liggen. De HEERE is niet onwillig om hen het leven te geven en de dood te besparen. Dat is echter alleen in de weg van gehoorzaamheid, van aanhangen en liefhebben van God te bereiken. Meer vraagt Hij niet. Zij hoeven er niet voor naar de hemel op te klimmen of er voor over te varen naar de overkant van de zee. Enkel de HEERE liefhebben Die toch immers zoveel goeds voor ze gedaan heeft! Wat vraagt de HEERE anders van u dan ootmoedig te wandelen met uw God. Daarin ligt het leven en de zegen. In afwijken van die goeddoende God ligt echter de vloek en de dood. Dat is ook nu nog steeds niet anders. Beseffen wij het nog?

Vandaar dat Mozes hemel en aarde tot getuigen roept. Dat zien we vaker in de Bijbel: bij een verbond behoren getuigen. Aangezien hemel en aarde alles zien kunnen zij beter getuigen zijn dan wie ook anders. Zij horen wat de HEERE hen  zowel heeft toegezegd als gedreigd en beide ook onder welke condities. Hij heeft hun het leven en de dood voorgesteld, de zegen en de vloek. Met de uitdrukkelijke oproep erbij niet de vloek en de dood te kiezen maar het leven. Dat wil de HEERE. Och, had naar Mijn raad zich Mijn volk gedragen … Ik zou hen gespijsd hebben met het vette der tarwe, met honing uit de rotsstenen. Hij zou hun leven en de lengte van hun dagen geweest zijn in het land dat Hij hun vaderen gezworen had.

Zij hebben echter de dood verkozen en de vloek. Wij ook. Zijn stem ongehoorzaam geweest. Onze liefde Hem ontzegd en die aan anderen gegeven. Wij hebben Hem evenmin als het oude volk aangekleefd zoals een man zijn vrouw aanhangt. Dat is schuld. Dat was niet nodig. Het is de moedwillige keuze van ons boze hart om dat te doen. God heeft ons zo gemaakt dat wij Hem zouden kunnen aanhangen. Wij hebben het onszelf onmogelijk gemaakt om dit nog uit te voeren. Daar is niemand anders verantwoordelijk voor dan u en ik. Hemel en aarde getuigen dan ook tegen ons. Zij houden ons niet voor onschuldig evenmin als dat God Zelf en ons eigen geweten dat doen. Niets en niemand pleit ons vrij. Wij hebben allen nagelaten wat wij hadden moeten doen. Onze onmacht kan niet als excuus worden aangevoerd. Zij is niet meer dan een flauwe smoes.

Daarom is nu de zegen en het leven nog maar op een enkele manier te verkrijgen. Dat is in Christus, Die de zegen en het leven verdiende, maar de vloek op Zich nam. Wat Mozes niet teweeg kon brengen, dat kan Hij. Meer dan Mozes is hier en Mozes heeft van Hem gesproken. De ceremoniën van het Oude Testament, de hele tabernakel, de priester- en offerdienst kondigden Hem al aan. Wie als een dode en vloekwaardige zondaar tot Hem gaat, vindt het leven en de zegen. Door het geloof. Maar let op: geloof is niet een prestatie of verdienstelijk werk. Dat leerden op de Dordtse synode juist die verfoeilijke Remonstranten.  Zij zeiden dat in plaats van de vervulling van de hele wet God nu alleen maar geloof van ons vraagt en dat wij dat gemakkelijk kunnen opbrengen. Geloof wordt dan een waardevol en verdienstelijk werk van ons, waar God ons zo dankbaar voor is dat Hij ons uitverkiest. Dat is de wereld op zijn kop. Geloof is een door God gewerkt middel om Christus aan te nemen. Niet ons geloof maar Christus komt in de plaats van de vervulling van de gehele wet. Zodoende zijn leven en zegen toch niet onmogelijk. God leert een zondaar de goede keuze te doen: voor het leven en de  vrede. Die keuze zal je nooit berouwen!  En waar die keuze is leer je Hem ook aan te hangen, lief te hebben en te gehoorzamen aan Gods wet. Paulus zegt dat degenen die in Christus zijn niet alleen geen verdoemenis te vrezen hebben, maar dat zij ook niet meer naar het vlees wandelen doch naar de Geest. Zo wordt het recht der wet toch nog in ons vervuld! Dat leven wordt ons ook heden nog voorgesteld en aangewezen in de prediking. Wie kiest, o verdwaasden,  dan nog voor het leven de dood?

Ds. J.L. Schreuders