“Als de wolk opgeheven werd van boven de tabernakel, zo reisden de kinderen Israëls voort in al hun reizen. Maar als de wolk niet opgeheven werd , zo reisden zij niet tot op de dag dat zij opgeheven werd”.
(Exodus 40:36 en 37)

De wolk. Nee, dat was geen gewone wolk. Het was het teken van de aanwezigheid en de heerlijkheid des Heeren. De Heere Zelf trok in de wolk voor het volk heen. Die wolk had ook zeker de functie om God voor de ogen van het volk te bedekken. Wij lezen in de psalmen dat rondom de HEERE wolken en donkerheid zijn. Duisternis zette Hij tot Zijn verberging, wolken des hemels. Onze God is immers een verterend vuur. Indien Hij zich niet verborgen hield in de wolk, dan zou Zijn heerlijkheid voor ons niet te verdragen zijn. Zelfs Mozes werd door Gods hand bedekt toen de HEERE op de berg Horeb in de wolk aan hem voorbij trok.

Wij lezen van dit teken van Gods aanwezigheid en heerlijkheid  voor het eerst bij de uittocht uit Egypte. Toen was er nog van geen tabernakel sprake. De wolk was gewoon Stuurmeester om hen te leiden de woestijn in. Vaak neemt men aan dat de wolk overdag ook de functie had om hen in de woestijn te beschermen tegen de felle zon.  Dat kan best zo geweest zijn, maar het valt op dat dit in de Schrift niet zo benadrukt wordt.  Wij lezen wel dat de wolk de berg Horeb overdekte en ook de tabernakel, maar niet zozeer dat zij het volk overschaduwde. Het ging vooral om richting wijzen, voorgaan. En ’s nacht, als de wolkkolom een vuurkolom was, dan gaf zij tevens  licht opdat het volk zo nodig ook in de nacht kon trekken door de woestijn.

Bij de Horeb heeft de wolk des Heeren plaatsgenomen op de berg. Behoudens enkele keren dat zij om bijzondere redenen nederdaalde, bleef zij daar en moest  Mozes tot Hem die in de wolk was, opklimmen. Dat bleef zo totdat de tabernakel gereed was en werd ingewijd. Toen kwam zij nederwaarts  en  bedekte zij de tent der samenkomst en zo vervulde de heerlijkheid des Heeren de tabernakel. Hetzelfde lezen we bij de inwijding in later tijd van de tempel van Salomo. De Heere kwam boven het verzoendeksel om vandaar te spreken tot de kinderen Israëls. Ja, Gods beloften en geboden hebben alles met het verzoendeksel te maken. De verzoening is de basis van het verbond, het doel van de wet en de bewerker van Gods genade. Vandaar dat de Heere daar plaats nam. Daar waar de verzoening plaats vindt, daar is Hij tegenwoordig en in ons midden. Alleen daar! Zo is het tot vandaag de dag toe. Zijn wij met God verzoend?

Van die tijd af kwam dus het signaal van Gods aanwezigheid en heerlijkheid bij de tabernakel vandaan. Als de Heere op de tabernakel verbleef, dan moesten zij gelegerd blijven. Dag en nacht moest  de wolk des Heeren in de gaten worden gehouden. Ik neem aan dat vooral de priesters daarin een taak hebben gehad. Zij waren immers bedienaars van het heiligdom en dus dichtbij. Op ieder moment kon het signaal van vertrekken komen. Dan moesten de Levieten de tabernakel opbreken precies volgens het in Numeri 4 beschreven voorschrift. Ook het volk  moest dan zijn eigen tenten afbreken, al was het in het holst van de nacht. Soms moesten zij heel lang wachten voordat zij verder gingen. Dat is vooral het geval geweest in de veertig jaren die aan de woestijnreis werden toegevoegd. Soms bleven zij ook maar kort. En als zij aan het trekken waren dan was het Gods bevel dat hen tot legeren dwong. Dat bevel kwam tot hen door het stilhouden en neerdalen van de wolk op de tabernakel. Dan was het: keer weder tot uw rust. Het lag allemaal in Gods hand.

Wij zien dus nu dat de signalen van boven de tabernakel vandaan kwamen. Een volk dat werkelijk van verzoening leeft kiest niet zelf de weg en reist niet op eigen houtje. Doen wij dat wel, dan zijn we niet Gods volk of kind. Dan leven we dus ook niet werkelijk van de verzoening. Wie met God verzoend is en leeft bij het kruis, luistert nauwkeurig naar Zijn wil en weg. Jij wilt dan zonder God niet gaan. Laat ons van hier niet optrekken, zei Mozes. Hij bedoelde: als U niet met ons mee reist dan lukt het niet. Wij aanschouwen nu Gods heerlijkheid in Christus, het vleesgeworden en gekruisigde Woord. Hij is voor ons het verzoendeksel waarvandaan de Heere nu van genade spreekt.  Het is de heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader. In het aangezicht van Hem alleen kan de ontmoeting met God worden gevonden.

Wie daar weet van heeft gaat Hem volgen. Het verlangen wordt geboren eigen wegen steeds meer te  laten voor wat ze zijn. Het verlangen om Gods wil te doen zoals de engelen in de hemel. Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw inzettingen. Naar de mond des Heeren legerden zij zich en naar de mond des Heeren verreisden zij. Dag en nacht ga je Zijn wil overpeinzen. Je krijgt een afkeer van je eigen zin en leert te vragen naar de zin des Heeren. Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen. Zo hebben wij nu op de wolk te letten. Eigen wegen verlaten en de Zijne volgen. Hij immers alleen weet de weg naar het beloofde land, het Kanaän van de rust. Op eigen houtje zal  je er nooit komen!  Achter haar en onder haar trekt de stoet van pelgrims voort. Zag ik ook u en jou daarbij?

Ds. J.L. Schreuders