“Hierna, Jezus wetende dat nu alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden, zeide: Mij dorst.”
(Johannes 19:28)

Wij weten uit de evangeliën, dat Jezus bij het begin van de kruisiging geweigerd heeft te drinken van de edik, die met gal gemengd was. Er zat een bedwelmende stof in, die bedoeld was om het lijden van de gekruisigde enigszins te verzachten. Wrede barmhartigheid van de goddelozen, zo zou ik het noemen. De reden waarom Jezus het weigerde mag ik als bij u bekend veronderstellen. Jezus moest Gods toorn dragen over de zonden. En die mocht niet met enige verzachting worden doorstaan. De toorn van God moest onvermengd worden ingeschonken in de lijdensbeker. Zo had Jezus hem leren aanvaarden in Zijn worsteling in Gethsemane.

Maar nu is toch alles reeds volbracht. Zo dadelijk zal het kruiswoord dat ook bevestigen: Het is volbracht. Dat betekent dat de toorn van God ten volle is gedragen en aan de gerechtigheid van God ten volle is voldaan.

Daarom kan Jezus nu de klacht laten horen: Mij dorst. En daarom kan Hij het zo meteen ook toestaan dat de edik aan Zijn mond wordt gebracht en hoeft Hij die niet meer te weigeren. Alle gerechtigheid is nu immers vervuld. Er is een eeuwige gerechtigheid aangebracht, die een zondaar kan worden toegerekend en waarmee hij voor God kan bestaan. Christus heeft voleindigd het werk dat de Vader Hem gegeven heeft om te doen. Een bedwelmende dronk kan daar nu niets meer aan afdoen. Daarom nu wel: Mij dorst.

Bovendien moet er ook nog iets uit de Schrift vervuld, volbracht worden. Dat zou niet kunnen indien Jezus ook nu nog de edik zou weigeren. Dan zou de Schrift onvervuld blijven en dat kan niet. Ook dit, wat van Hem geschreven staat, heeft een einde, een doel. De Schrift spreekt namelijk over gal en edik. Te denken is hier natuurlijk aan Psalm 69. Daar staat: Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. Wat ons opvalt is het ontbreken van hoofdletters. Dat komt natuurlijk omdat het allereerst op David slaat. Die maakte iets dergelijks mee.

Maar nu bereikt het in de Davidszoon het hoogtepunt. Nu wordt het volle werkelijkheid en wordt het Schriftwoord vervuld. Van Hem moet het met hoofdletters geschreven worden.

Nu Jezus klaagt vanwege dorst, is er voor Hem nog steeds niets anders dan die verfoeilijke zure wijn, die met bittere gal gemengd was. Nog steeds die bedwelmende drank, die zij Hem ook al bij het begin van de kruisiging wilden geven. Maar Jezus vraagt niet om bedwelming, Hij vraagt om Zijn dorst te mogen lessen met water. Maar het wordt hem niet gegund. Zoals in het vers van Ps 69, dat er vlak voor staat, wordt gezegd: ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen en naar vertroosters, maar ik heb ze niet gevonden. Hij moet het zelfs nu met edik doen.

Mij dorst. Het is maar een woordje in het Grieks van vier letters: dipso. De soldaten hebben het gehoord. En Johannes, die bij het kruis van Jezus stond ook. Het kan met die dorstende mond nauwelijks ver hebben geklonken, maar het werd vernomen. Het is door hem tot onze troost opgeschreven. Een dorstende Jezus. Beide Zijn ziel en lichaam hijgen en dorsten naar U in een land, dat dor en mat van droogte brandt. Hij is zo verbroken door dorst, dat Hij meteen daarna de geest geeft en sterft.

Beste lezer, zo is Jezus al dorstende een fontein van water geworden, die springt tot in het eeuwige leven. Onze ziel dorst van onszelf naar weinig meer dan de dingen van deze wereld. Naar geld en goed, voorspoed en geluk en nog zoveel dingen meer, zoals eer en macht. Het is dorst, die nooit verzadigd wordt. Wij nemen zout water tot ons waardoor we juist alleen maar meer dorst krijgen. Wij lijken dan op de vrouw uit Samaria, met wie Jezus sprak bij de put. Zij begreep er niets van wat Jezus met dorst en levend water bedoelde. Zij had er werkelijk geen flauwe notie van en daardoor antwoordde zij voortdurend langs Jezus heen. Toen Jezus haar de zonde van haar leven aanwees, toen werd het anders. Zij voelde haar dorst en begeerde het water van de genade.

Hebt u weleens dorst gehad en voelt u steeds weer die dorst? Die dorst, die de wereld niet kent, maar die God laat voelen door Zijn heilige wet, door Zijn Woord en door Zijn Geest? Die dorst laat zich niet gemakkelijk lessen door het een of ander. Die dorst wordt pas verzadigd door Hem, Die aan het kruishout hing te dorsten.

“Hoor ik, hoe Hij riep: Mij dorst,
Dan roep ik: O, Levensvorst.
Gij, Gij naamt den bitt’ren dronk
Die deez’ aard verzoening schonk.”

Dat wordt ons deel als wij in geloof door Gods Geest drinken van Zijn vergoten bloed. Jezus heeft Zelf gezegd, dat Zijn bloed waarlijk drank is. Zijn ontberen wordt ons ontvangen.  Het werd Hem geweigerd om het ons te kunnen geven. En al dorstende naar Hem wordt die dorst voor ons in overvloed veranderd. Want wie naar Hem dorst kreeg, zal nog wel vaak opnieuw dorst hebben, maar geen dorst meer hoeven te lijden. Hij is immers het levende Water. Wie daarvan drinkt zal nimmermeer dorst lijden. En wist u dat niet alleen het heilswater maar zelfs het gewone water dat uit de kraan vloeit ten diepste door Hem is verdiend?

Ds. J.L. Schreuders