“En de verzoeker tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze stenen broden worden.”
Matth. 4:2

Na de doop door Johannes in de Jordaan moet Jezus eerst het strijdperk in. Dat is Hem niet overkomen, nee zo is dat door de Vader bepaald. Wij zien dan ook dat het de Heilige Geest is Die Hem wegleidt de woestijn in om daar de verzoekingen van de duivel te ondergaan. Het moet meteen gaan blijken of deze Mens wel stand houdt. Bij Lukas staat de geschiedenis van de verzoeking van Jezus dan ook meteen na het geslachtsregister van Christus, dat eindigt met de woorden, de zoon van Adam, de zoon van God. Hij moet zich met de eerste Adam gaan meten in gehoorzaamheid.

Dus komt hier de verzoeker. Mattheus duidt hem met drie namen aan: in vers 1 duivel (= degene die alles in het honderd gooit), in vers 5 de satan (= de tegenstander), hier in vers 2 met de eveneens weinig vleiende naam: de verzoeker. Jezus heeft eerst veertig dagen en veertig nachten gevast. Vasten gaat gewoonlijk met bidden gepaard. Het duidt op vernedering en verootmoediging. Hij draagt hier al de schuld der mensen. Daarom moest Hij met de zondaren ondergaan in het water van de Jordaan. Daarom moet Hij nu ook als ware Hij Zelf een zondaar de schuld der mensen belijden. Zo gaat Hij biddend de vuurproef tegemoet. Het maakt ook ons meteen duidelijk hoe wij ons hebben voor te bereiden op verzoekingen. Dat vraagt ernstig gebed. Waken en bidden opdat wij in de verzoeking niet vallen. Christus heeft Zich er ook in volle ernst op voorbereid: dag en nacht in het gebed. Hij zegt later – in de geschiedenis van de maanzieke knaap- dat het duivelsvolk niet uit een mens uitgaat dan door vasten en bidden. Datzelfde is nu ook nodig wil hij niet bij ons binnen komen. Jezus gaat met vasten en bidden de duivel tegemoet om hem te weren.

En daar komt hij. Lukas schrijft dat Jezus eerst de volle veertig dagen verzocht is. Dat zal dan zeker zo zijn geweest. Maar op het einde van de veertig dagen is de boze op het hevigst aan de gang geweest. Dat vindt plaats als Jezus door het vele vasten honger heeft gekregen. Als iemand honger heeft dan is hij op zijn zwakst. Wij kunnen daar helemaal niet over mee praten omdat wij geen van allen weten wat honger is. Men zegt wel dat als iemand sterke honger heeft hij om een korst brood wel een moord zou kunnen begaan. De duivel kiest dus een heel slim moment uit. U hoeft toch niet te hongeren? Waarom zou U moeten lijden? U bent toch Gods Zoon? Nu dan, het is voor U slechts een kleinigheid om tegen de stenen, die hier in de woestijn liggen, te zeggen dat zij broden moeten worden. Je kunt deze list vergelijken met die aan het kruis. Satan laat dan de voorbijgangers zeggen: Indien Gij Gods Zoon zijt, kom af van het kruis. Hij liet zelfs Petrus tot Jezus zeggen: dat lijden en sterven zal geenszins geschieden. Ook daar zat de duivel achter: Ga weg, achter Mij, Satanas. Hier begint het al: U kunt voor alle lijden uzelf ontzien, zelfs voor honger lijden. Hoe graag had hij gezien dat Jezus die weg zou hebben gekozen. Het hele voornemen van God in Zijn Zoon zou ermee teniet zijn gegaan. De tweede Adam zou geen haar beter zijn gebleken dan de eerste. Alles verloren! Het zou de zondeval van Gods Zoon hebben betekend en de definitieve overwinning van de mensenmoorder.

Maar nee, waar het eerste mensenpaar viel, houdt deze Mens stand. Eva had niet eens honger. Zij mocht immers van alle bomen uit de hof vrijuit eten. Adam evenmin, maar hij nam de verboden vrucht uit Eva’s hand. Dat was dus maar een zeer lichte verzoeking vergeleken bij die van Christus. Toch gaven zij met open ogen toe. In hun kielzog buigen ook wij als knipmessen voor tal van verleidingen die de duivel ons voorhoudt. Ook als we de Heere uit genade mogen kennen, laten wij ons nog menig keer door hem verrassen.  Waar was bij ons het vasten en bidden? En hebben we ook  niet vergeten het zwaard van het Woord mee te nemen? Dan gaat het dus fout en liggen we in de strijd onder. Om een habbekrats geven we aan het genot van de zonde toe. Ja, wij zijn er echt een paar van onze voorouders. Wij moeten het met schaamte erkennen. Het is mijn eigen schuld dat ik mij zo vaak door de zonde laat meeslepen. Om haast niets geef ik mij al gewonnen. Hoe moet dat ooit iets met mij worden?

Hier is de tweede Adam! Hij blijkt de ware Mens te zijn.  Hij liet Zich niet door schone voorwendsels verrassen. Hij hield al hongerend vast aan het Woord dat uit Gods mond uitgaat. Er staat geschreven. God heeft gezegd. Zijn spijze was het de wil van God te doen. Dan kan de mens ook zonder brood wel leven. Waar moet het met ons naartoe?  Naar Hem moet het toe. In Hem en door Hem kan de verzoeker weerstaan worden. Zonder deze tweede Adam doet de duivel met ons wat hij wil. Wij zijn van nature zijn slippendragers. En ook als wij door genade aan zijn heerschappij onttrokken zijn, zijn we veel te zwak omdat wij niet biddend, dag en nacht, met Christus optrekken. Alleen als wij aan Hem vasthouden en aan Zijn Woord, dan is het mogelijk de duivel te weerstaan zodat hij bij ons vandaan vlucht. Alleen voor Hem is hij bang en waar Hij is zal hij bot vangen. Kijk maar naar de verzoeking in de woestijn.

Ds. J.L. Schreuders