29. Doch Mozes zeide tot hem: Zijt gij voor mij ijverende? Och, of al het volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave!
35b. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost; dat Hij nu Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene Gods.
6. Als nu Pilatus van Galiléa hoorde, vraagde hij of die Mens een Galileeër was. 7. En verstaande dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem heen…
27. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.
21. Jezus deze dingen gezegd hebbende, werd ontroerd in den geest, en betuigde en zeide: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, dat een van ulieden Mij zal verraden.
35. Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. 36. En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Zie, het Lam Gods. 37. En die twee discipelen…
8. Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ten tijde als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
26. En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Nazareth; 27. Tot een maagd die ondertrouwd was met een man…
18. Want het woord des kruises is wel dengenen die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.