8 december 2019

1 Samuël 2:23-26

23. En hij zeide tot hen: Waarom doet gij zulke dingen, dat ik deze uw boze stukken hoor van dit ganse volk?
24. Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht dat ik hoor; gij maakt dat het volk des HEEREN overtreedt.
25. Wanneer een mens tegen een mens zondigt, zo zullen de goden hem oordelen; maar wanneer een mens tegen den HEERE zondigt, wie zal voor hem bidden? Doch zij hoorden de stem huns vaders niet, want de HEERE wilde hen doden.
26. En de jongeling Samuël nam toe en werd groot en aangenaam, beide bij den HEERE en ook bij de mensen.