9 augustus 2020

NGB artikel 12

Artikel 12: De schepping van alle dingen en met name van de engelen
Wij geloven dat de Vader door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen
uit niet heeft geschapen, toen het Hem heeft goed gedacht; aan ieder schepsel zijn wezen, gestalte en
gedaante, en onderscheidene ambten gevende, om zijn Schepper te dienen. Dat Hij ze ook nu alle
onderhoudt en regeert naar Zijn eeuwige voorzienigheid en door Zijn oneindige kracht, om de mens te
dienen, te einde dat de mens zijn God dient.
Hij heeft ook de engelen goed geschapen, om Zijn boden te zijn en Zijn uitverkorenen te dienen; van wie
sommigen van die uitnemendheid, waarin God hen geschapen had, in het eeuwig verder vervallen zijn, en
de anderen door de genade van God in hun eerste staat volhard hebben en staande gebleven zijn.

De duivelen en boze geesten zijn zo verdorven dat zij vijanden van God en van al het goede zijn; naar al
hun vermogen als moordenaars loerende op de kerk en iedere lidmaat daarvan, om alles te verderven en
te verwoesten door hun bedriegerijen; en ze zijn daarom door hun eigen boosheid veroordeeld tot de
eeuwige verdoemenis, dagelijks verwachtende hun verschrikkelijke pijnigingen.
Dus verwerpen en verfoeien wij hierin de dwaling van de Sadduceeën, die ontkennen dat er geesten en
engelen zijn; en ook de dwaling van de Manicheën, die zeggen dat de duivelen hun oorsprong uit zichzelf
hebben, zijnde uit hun eigen natuur kwaad, zonder dat zij verdorven zijn geworden.