7. Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u. 8a. Bij Mij van den Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af;
13a. En het geschiedde als Elía dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel en uitging en stond in den ingang der spelonk.
3. Deze zeide tot haar vrouwe: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet die te Samaría is; dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen.
13. In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden…
22. Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. 23. En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de…
29. Doch Mozes zeide tot hem: Zijt gij voor mij ijverende? Och, of al het volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave!
16. Ontwaak, Noordenwind, en kom, Gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!