16. Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste, ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochteren van Jeruzalem.
15. Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. 16. Want al wat in…
14. Want de aarde zal vervuld worden, dat zij de heerlijkheid des HEEREN bekenne, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.
1. En de kinderen der profeten zeiden tot Elísa: Zie nu, de plaats waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons te eng. 2. Laat ons toch tot aan…
7. Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen die oprechtelijk wandelen,
20. En Achab zeide tot Elía: Hebt gij mij gevonden, o mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden, overmits gij uzelven verkocht hebt om te doen wat kwaad…
3. Maar Naboth zeide tot Achab: Dat late de HEERE verre van mij zijn, dat ik u de erve mijner vaderen geven zou.